Het doel van dit werkstuk is een onderzoek naar schrijvende vrouwen in de zeventiende eeuw. In het onderzoek houd ik me aan het voorbeeld van Catharina Questiers vooral bezig met de vraag wat voor een positie schrijvende vrouwen in de zeventiende eeuw hadden en in hoeverre ze aan maatschappelijke normen en voorstellingen van een ideaal gedrag voor de vrouw voldeden. Eerst geef ik een kort overzicht over de positie van de vrouw in de samenleving. Daarbij zal ik me vooral onledig houden met de maatschappelijke positie en functie alsook met de opleiding van vrouwen.
Dan zal ik onder het punt schrijvende vrouwen de plaats van schrijven in het leven van de vrouw nader bekijken. In de volgende punt is daarbij van belang welke thema’s de vrouwen bestudeerden en wat voor een doel ze ermee op het oog hadden. Vervolgens zal ik me met Jacob Cats en zijn werk Houwelick als een vertegenwoordiger van een patriarchale vrouwenbeeld bezighouden om ermee op de ideale voorstelling van de vrouw en de van haar gewenste maatschappelijk waarborgde leefpatroon en functie in de zeventiende eeuw te wijzen. Wezenlijk is hierbij dat over deze soort adviesliteratuur het vrouwenbeeld werd bepaald en ondersteund. Onder dat laatste punt presenteer ik Catharina Questiers als een voorbeeld van een schrijfster uit de zeventiende eeuw. Na een korte inleiding over haar persoon analyseer ik het lied Geen van beiden om tenslotte te kijken of respectievelijk in hoeverre ze en haar gedicht aan de door Cats gerepresenteerde gewenste ideaalgedrag en de maatschappelijke functie van vrouwen voldeed.
Inhoud
1. Inleiding
2. Literatuur van vrouwen
2.1 Positie van de vrouw in de maatschappij
2.2 Schrijvende vrouwen – plaats van literair schrijven in het leven van de vrouw
2.3 Literatuur van vrouwen – thema’s en functie
3. Cats’ Houwelick als ideale voorstelling van de vrouw
3.1. Inhoud
3.2. Lezerschap en intentie
4. Catharina Questiers
4.1. Over haar persoon
4.2 Geen van beiden
4.3 De rol van de schrijfster Catharina Questiers – beantwoording aan het ideale beeld van de vrouw?
5. Slotopmerking
6. Literatuuroverzicht
1. Inleiding
Het doel van dit werkstuk is een onderzoek naar schrijvende vrouwen in de zeventiende eeuw. In het onderzoek houd ik me aan het voorbeeld van Catharina Questiers vooral bezig met de vraag wat voor een positie schrijvende vrouwen in de zeventiende eeuw hadden en in hoeverre ze aan maatschappelijke normen en voorstellingen van een ideaal gedrag voor de vrouw voldeden.
Eerst geef ik een kort overzicht over de positie van de vrouw in de samenleving. Daarbij zal ik me vooral onledig houden met de maatschappelijke positie en functie alsook met de opleiding van vrouwen.
Dan zal ik onder het punt schrijvende vrouwen de plaats van schrijven in het leven van de vrouw nader bekijken. In de volgende punt is daarbij van belang welke thema’s de vrouwen bestudeerden en wat voor een doel ze ermee op het oog hadden.
Vervolgens zal ik me met Jacob Cats en zijn werk Houwelick als een vertegenwoordiger van een patriarchale vrouwenbeeld bezighouden om ermee op de ideale voorstelling van de vrouw en de van haar gewenste maatschappelijk waarborgde leefpatroon en functie in de zeventiende eeuw te wijzen. Wezenlijk is hierbij dat over deze soort adviesliteratuur het vrouwenbeeld werd bepaald en ondersteund.
Onder dat laatste punt presenteer ik Catharina Questiers als een voorbeeld van een schrijfster uit de zeventiende eeuw. Na een korte inleiding over haar persoon analyseer ik het lied Geen van beiden om tenslotte te kijken of respectievelijk in hoeverre ze en haar gedicht aan de door Cats gerepresenteerde gewenste ideaalgedrag en de maatschappelijke functie van vrouwen voldeed.
2. Literatuur van vrouwen
2.1 Positie van de vrouw in de maatschappij
De maatschappelijke positie van de vrouw beperkte zich in de zeventiende eeuw vooral op de private ruimte, wat de huishouding en het grootbrengen van kinderen omvat, terwijl het domein van de man de publieke, de openbare ruimte was.[1] De patriarchale rolverdeling binnen het gezin had voor de vrouw de plaats van een kuise, gehoorzame en onderdanige echtgenote op het oog.[2] Deze passieve deugden vinden we bijvoorbeeld ook in Jacob Cats’ Houwelick weer, waarin hij plaats, functie en een zedelijk juist gedrag voor de vrouw vastlegt.
Vanaf het begin van de zeventiende eeuw gaat echter de sociale positie van de vrouw uit de hogere sociale stratificatie toenemend van belang te worden. Naast haar plichten als echtgenote, huisvrouw en moeder werd er steeds meer waarde aan een literaire vorming gehecht, waarbij echter ‘deze vorming […] slechts [ertoe diende] om tot wijsheid en zo tot deugd te komen, en [dit] stond geheel in het teken van de opvoeding van de kinderen’.[3]
Maar gecultiveerde omgangsvormen in het sociale verkeer, het deelnemen van vrouwen in alle opzichten aan een conversatie, werd steeds meer belangrijk wat ten gevolge had, dat vrouwen naast borduren, schilderen en musiceren ook aan lezen en dichten hun tijd zouden besteden.[4] Maar erdoor mogen nooit de alledaagse plichten worden verzuimt. Zo zijn er ook vele gedichten van vrouwen te vinden, waarin de schrijfsters verzekeren dat ze door het dichten hun huiselijke plichten niet hebben verzuimt.
Uit de maatschappelijke positie van de vrouw blijken de nadelen van meisjes in het onderwijssysteem. Ze gingen meestal naar de Nederduitse school, waar tot het elementaire onderricht godsdienst, lezen, schrijven en rekenen behoorde. Soms gingen ze ook naar Franse scholen, waar ze het Frans konden leren.[5] Maar meisjes hadden echter in tegenstelling tot de jongens geen klassieke vorming in de opvoeding en gingen niet naar de Latijnse school.[6] Dit gebrek aan talen zoals Latijn en Grieks had ten gevolge, dat meisjes noch klassieke literatuur in het origineel noch wetenschappelijke studies in het Latijn konden bestuderen. Dat leidde tot een kennisachterstand, een gebrek in de opvoeding. Verder konden vrouwen daarom ook niet aan de (klassieke) eisen, die aan de literaire werken van een auteur, een poeta doctus werden gesteld, voldoen en 'vanuit dat perspectief konden ze alleen als amateurs aan het literaire leven deelnemen’.[7]
2.2 Schrijvende vrouwen – plaats van literair schrijven in het leven van de vrouw
Voor de zeventiende en achttiende eeuw zijn er rond 150 schrijfsters ontdekt, waarbij er in het noorden circa 120 en in het zuiden 30 werden gevonden met oeuvres die van omvang sterk variëren.[8] Het is in vergelijking met het aantal mannelijke auteurs uit die tijd weinig maar het wordt toch wel duidelijk, dat vrouwen steeds meer aan het literaire leven gingen meedoen.
In de in 1623 verschenen verzamelbundel Zeeusche Nachtegael zijn er in de republiek voor het eerst gedichten van twee vrouwen verschenen, van Johanna Coomans en Anna Roemers Visscher.[9] Maar tengevolge was er een toename van het aantal dichtende vrouwen en van het publiceren van de literaire werken van hen. In verdere bloemlezingen zijn er al Sibylle van Griethuysen, Alida Bruno, Maria van Haestrecht, Sibylla van Jongstal, Catharina Questiers, Perina van Limburg, Geertruid Walings, Goudina van Weert en Marai van Block bij.[10]
Desalniettemin de hoeveelheid aan namen was het een gering vrouwelijk aandeel, die begon te schrijven. De oorzaken ervoor zijn in de maatschappelijke functie en de sociale positie van de vrouwen te vinden. Volgens Vondel moet een schrijver over de drie factoren aanleg, kennis een vrije tijd beschikken.[11] Over de eerstgenoemde factor aanleg beschikt men, na toenmalige opvatting, of beschikt men niet maar in de laatste twee factoren zijn de vrouwen sterk achtergesteld geweest. De universiteiten waren voor vrouwen uitgesloten wat een studie en daarmee een kennis van verschillende retorica’s en poëtica’s of van klassieke geschiedenis onmogelijk maakte. Deze echter waren de maatstaven van literaire kwaliteit.
Omdat de taak van de vrouw, haar verplichtingen in het huis en tegenover haar gezin na te komen, op de eerste plaats stond, was eveneens de vrije tijd in hoge mate beperkt. Maar ook de vrouwen zelf hebben het echtelijk geluk en de daarmee verbonden plichten boven alles gesteld.[12] De meeste schrijfsters hebben alleen geschreven voordat ze getrouwd waren en kinderen hebben gekregen.
Vrouwen uit het hogere milieu hebben meer vrije tijd gehad omdat ze in hun plichten ondersteunt werden van dienstpersoneel.[13] Dit verklaart ook waarom de meeste zeventiende-eeuwse schrijfsters uit de betere sociale kring komen. Schrijven van vrouwen werd in het algemeen niet als een beroep of een mogelijkheid voor een inkomen beschouwd; dichten was veeleer een zinvolle “uitspanning” om de vrije tijd ermee te vullen en behoorde tot fundamentele vaardigheden van een meisje uit het hoger sociale milieu. Schrijven in de vrije tijd is ook van de mannen aanbevolen worden wat bijvoorbeeld ook weer Cats in zijn Houwelick bepleit. Wezenlijk hierbij is dat de thema’s godsdienst en zedenlessen zouden omvatten ten dienste van de opvoeding.[14]
Schrijvende vrouwen werden van de mannen als iets bijzonders maar niet als een concurrentie beschouwd, want ‘een gevolg van die amateurstatus was ook dat het werk van de vrouwelijke auteurs niet erg serieus genomen werd’.[15] Ook schrijfsters zelfs plaatsten zich in hun eigen gedichten vaak achter hun begaafdheden tot dichten wat bijvoorbeeld in bescheidenheidsformuleringen tot uitdruk komt.[16]
Het is dan ook begrijpelijk dat aanvankelijk gedichten van vrouwen helemaal niet of niet als zelfstandig werk werden gepubliceerd maar slechts in een dichtwisseling of in een verzamelbundel van mannen te pas kwamen. Maar vanaf midden de zeventiende eeuw nemen vrouwelijke publicaties toe, laten echtgenoten of vaders het werk van de vrouw publiceren of gaan er ook enige vrouwen hun eigen werk zelfstandig bundelen toch dat zijn nogal uitzonderingen.[17] Een belangrijk voorbeeld voor een zelfstandig gebundeld werk is de in 1665 verschenen Lauwer-stryd, een reek (lof)dicht-antwoorddichten van Catharina Questiers en Cornelia van der Veer.
[...]
[1] Zie: Frijhoff en Spies, 1999, p. 192.
[2] Zie: Kloek, 1994, p. 7.
[3] Spies, 1993, p.283.
[4] Zie: idem.
[5] Zie: Schenkeveld-van der Dussen, 1997, p. 36.
[6] Zie: Frijhoff en Spies, 1999, p. 191.
[7] Zie: Schenkeveld-van der Dussen, 1997, p. 35.
[8] Zie: Gemert, 1994, p. 66.
[9] Zie: idem, 1994, p. 67.
[10] Zie: Frijhoff en Spies, 1999, p. 575.
[11] Zie: Schenkeveld-van der Dussen, 1997, p.33.
[12] Zie: Schenkeveld-van der Dussen, 1997, p. 39.
[13] Zie: Gemert, 1994, 70.
[14] Zie: Schenkeveld-van der Dussen, 1994, p. 12.
[15] Schenkeveld-van der Dussen, 1997, p. 7.
[16] Zie: Gemert, 1994, p. 73.
[17] Zie: Spies, 1993, 284.
- Quote paper
- Hanka Loos (Author), 2002, Schrijvende vrouwen in de zeventiende eeuw - Catharina Questiers, Munich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/54881
-
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X.