Inleiding
De tegenwoordige Duits-Nederlandse staatsgrens gaat van Emden tot Maastricht. Maar in het verleden is deze staatsgrens eigenlijk nooit een echte taalgrens geweest-taal oriÁnteert zich niet naar politieke grenzen. Zo zijn de dialecten aan de Duitse kant van de grens bijna dezelfden als de dialecten die in de provincies Overijssel, Gelderland of Groningen worden gesproken. De Nederlandse en de Nederduitse dialecten vormen samen een continuüm.2 Maar toch is het verrassend dat het Nederlands onder ander in de graafschap Bentheim3 een tijdlang als cultuurtaal heeft gefungeerd. Tijdens de late 17e en 18e eeuw was het Nederlands dat de graafschap als derde cultuurtaal heeft leren kennen de taal op het gebied van de school en de gereformeerde kerk. De jeugd werd dus opgevoed in het Nederlands.
Dit werkstuk zal dus proberen een overzicht te geven over dat wat er door de eeuwen is gebeurd met de taal. Centraal daarbij staan er drie taalwisselingen: ten eerste het ontstaan van de Hoogduitse cultuurtaal tijdens de reformatie en de concurrentie tussen het Hoogduits en het Nederduits, ten tweede het Nederlands dat één tot anderhalf eeuwen later het Hoogduits op bepaalde domeinen heeft verdrongen en ten slotte het verdwijnen van het Nederlands4. Wat voor een invloed de reformatie en vooral de bestrijding daarvan op de taalverhoudingen had, wat voor een rol het Hoogduits toen die tijd nog speelde, waarom het Nederlands überhaupt intrede kon doen en hoe het Nederlands twee eeuwen later weer is verdwenen, zal hier uitvoerig aan bod komen. Ook de taalkundige beschouwing van de di- en triglossie-situatie zal onder de loep worden genomen. Deze verhouding tussen een schrijftaal en een spreektaal (Hoogduits en het dialect) die later aangevuld werd door een tweede schrijftaal (Nederlands) en waarin een zekere concurrentie bestond, zal nader belicht worden. Deze pragmatische driedeling, het gebruik van dialect, Hoogduits en Nederlands naast elkaar (maar op verschillende domeinen), is gereduceerd tot een tweedeling: aan de linkerkant van de grens dialect en Nederlands en aan de rechterkant van de grens dialect en Hoogduits. Daarom is er ook-ten minste als men naar het verleden kijkt-geen sprake van een “echte” taalgrens. Tegenwoordig is er een ontwikkeling die langzaam maar zeker van de staatsgrens ook een taalgrens gaat maken...
Inhoud
1. Inleiding
2. Onderzoek
3. De Duits-Nederlandse grens: een taalgrens?
4. Uitbreiding van de Hoogduitse schrijftaal
4.1 Redenen voor deze taalwisseling
4.2 Reformatie in Bentheim
5. Excursie: vroege economische contacten
6. “Gymnasium illustre Arnoldinum”
7. Het ontstaan van het Nederlands als cultuurtaal in Duitsland
7.1 Tegenreformatorische tijd onder Ernst Wilhelm (1668-1693)
8. Pogingen om het Nederlands weer te verdringen
8.1 Hannoverse administratie en de hogere regeringsambtenaar Funck
9. Excursie di- en triglossie
10. Twee schrijftalen naast elkaar (2e helft 18e eeuw)
10.1 Verandering door patriotisch gezinde burgerij
10.2 Decreten: geslaagte pogingen tot introductie van het Hoogduits
10.3 Veranderingen door deze inspanningen
11. Geografisch overzicht van het Nederlands als cultuurtaal
12. Besluit
Appendix
“Da aber der gantze Gottesdienst in den Reformierten Kirchen hieselbst in Holländischer Sprache gehalten wird, welche wir dahmahls nicht verstanden, so bemerkten wir erst zu späte, daß wir uns des größten Kleinods, nämlich die Anhörung und Erbauung des götlichen Wortes beraubet hatten.”[1]
1. Inleiding
De tegenwoordige Duits-Nederlandse staatsgrens gaat van Emden tot Maastricht. Maar in het verleden is deze staatsgrens eigenlijk nooit een echte taalgrens geweest-taal oriÁnteert zich niet naar politieke grenzen. Zo zijn de dialecten aan de Duitse kant van de grens bijna dezelfden als de dialecten die in de provincies Overijssel, Gelderland of Groningen worden gesproken. De Nederlandse en de Nederduitse dialecten vormen samen een continuüm.[2]
Maar toch is het verrassend dat het Nederlands onder ander in de graafschap Bentheim[3] een tijdlang als cultuurtaal heeft gefungeerd. Tijdens de late 17e en 18e eeuw was het Nederlands dat de graafschap als derde cultuurtaal heeft leren kennen de taal op het gebied van de school en de gereformeerde kerk. De jeugd werd dus opgevoed in het Nederlands.
Dit werkstuk zal dus proberen een overzicht te geven over dat wat er door de eeuwen is gebeurd met de taal. Centraal daarbij staan er drie taalwisselingen: ten eerste het ontstaan van de Hoogduitse cultuurtaal tijdens de reformatie en de concurrentie tussen het Hoogduits en het Nederduits, ten tweede het Nederlands dat één tot anderhalf eeuwen later het Hoogduits op bepaalde domeinen heeft verdrongen en ten slotte het verdwijnen van het Nederlands[4]. Wat voor een invloed de reformatie en vooral de bestrijding daarvan op de taalverhoudingen had, wat voor een rol het Hoogduits toen die tijd nog speelde, waarom het Nederlands überhaupt intrede kon doen en hoe het Nederlands twee eeuwen later weer is verdwenen, zal hier uitvoerig aan bod komen. Ook de taalkundige beschouwing van de di- en triglossie-situatie zal onder de loep worden genomen. Deze verhouding tussen een schrijftaal en een spreektaal (Hoogduits en het dialect) die later aangevuld werd door een tweede schrijftaal (Nederlands) en waarin een zekere concurrentie bestond, zal nader belicht worden. Deze pragmatische driedeling, het gebruik van dialect, Hoogduits en Nederlands naast elkaar (maar op verschillende domeinen), is gereduceerd tot een tweedeling: aan de linkerkant van de grens dialect en Nederlands en aan de rechterkant van de grens dialect en Hoogduits. Daarom is er ook-ten minste als men naar het verleden kijkt-geen sprake van een “echte” taalgrens. Tegenwoordig is er een ontwikkeling die langzaam maar zeker van de staatsgrens ook een taalgrens gaat maken. Maar daarover meer tijdens dit werkstuk.
Het werkstuk is van chronologische aard. Nadat er een korte overzicht wordt gegeven over het onderzoek dat zich in het verleden bezig heeft gehouden met de taalsituatie in de graafschap Bentheim (paragraaf 2) komt, nadat de Duits-Nederlandse taalgrens nauwkeuriger onder de loep wordt genomen (paragraaf 3), de Hoogduitse schrijftaal en het ontstaan van de Nederlandse schrijftaal aan bod.[5]
Het is duidelijk dat dit werkstuk geen volledig beeld kan geven van de Bentheemse taalgeschiedenis met al zijn politieke invloeden.
2. Onderzoek
Het onderzoek van het Nederlands als derde cultuurtaal dat vandaag de dag is gedaan, is kwantitatief verschillend. Terwijl er volgens Jan Goossens de graafschap Lingen het best en het zuidwesten van Oostfriesland ook redelijk goed is onderzocht, is het onderzoek aan de graafschap Bentheim iets minder goed onder de loep genomen en moet nog nauwkeuriger worden beoefend.[6] Ludwig Kremer[7] heeft al veel bijgedragen aan de taalgeschiedenis van de gebieden die in contact zijn gekomen met het Nederlands. Hij kritiseert: “Die Funktion des Niederländischen als Kultursprache deutscher Gebiet ist ein recht undeutliches Kapitel der Sprachgeschichte geblieben. Zwar hat man sich sowohl von niederländischer als auch von deutscher Seite in Einzelstudien und Gesamtübersichten um dieses Thema bemüht, doch ist die Forschungslage aus mancherlei Gründen unbefriedigend.”[8] Ondertussen is er in 1998 een heel boek uitgekomen met bijdragen van Ludwig Kremer (die ook uitgever is), Johannes Baumann en Steven Leys, waar zich bijzonder Baumann bezig houdt met de schrijftaal in de graafschap Bentheim.[9]
In 2002 is er dan ook een scriptie van Melanie Bolks verschenen die de triglossie in de oud-gereformeerde kerk in de graafschap Bentheim empirisch heeft onderzocht.
3. De Duits-Nederlandse grens: een taalgrens?
De staatsgrens die Duitsland en Nederland van elkaar scheidt, is-zoals al in de inleiding vermeld-in het verleden geen echte taalgrens geweest. Maar een stabilisatie van de taalgrens is er echter in de laatste eeuw te zien. En dat heeft onder ander te maken met het dialect dat aan de weerzijden van de grens een continuüm vormde en dat nu langzamerhand aan het verdwijnen is (‘dialectverlies’). De steeds groeiende tegenovergesteldheid van de twee standaardtalen gebeurde niet alleen door de politieke vervreemding sinds de Duitse bezetting in Nederland, maar ook door de veranderde functie van dialectspreken door mobiliteit en door massamedia. Aan de Duitse kant is het achteruitgang van het dialect verder dan in Nederland.[10]
Als Goossens nu spreekt over het ontstaan van de taalgrens dan gaat hij terug naar het begin van de nieuwe tijd en beschouwt de ontwikkeling van de talen als een doorlopende grenstaalontwikkeling. Verder terug kan men ook niet gaan, omdat de talen Duits en Nederlands pas sinds de nieuwe tijd goed grijpbaar zijn. Dat wil zeggen dat een onderzoek vóór de 14e eeuw vanwege een gebrek aan eventueel gesproken talen in de late Middeleeuwen niet mogelijk is.[11]
In het Duitse zuiden en in het Nederlandse westen begint het tegen het eind van de 13e eeuw dat het Latijn als ambtelijke taal wordt afgelost door de volkstaal. Dit proces duurt dan nog 100 jaar. We spreken dan van Middel-Nederlands, Middel-Nederduits en Middel-Hoogduits, een driedeling van het Continentaalwestgermaans. Tussen deze drie talen die dus echt als drie verschillende talen worden behandeld, werden grenzen getrokken die met de huidige Duits-Nederlandse staatsgrens aan meerdere plaatsen overlappen en nergens met haar samenvallen.[12]
Tijdens het uitgang van de Middeleeuwen wordt in de drie grote gebieden waar ik niet nader op wil ingaan een oriÁntatie van de schrijftalen zichtbaar: het Hoogduits oriÁnteert zich naar het zuiden, het Nederlands naar het westen en het Nederduits naar het noordoosten. In de loop van de 16e eeuw worden de regionaal gekleurde drukkerstalen door supraregionale schrijftalen vervangen-de voorlopers van de moderne standaardtalen (Hoog-)Duits en Nederlands. Vanuit de soepele driedeling ontwikkelt zich een vaste tweedeling, terwijl zich het Nederduits niet tot een moderne schrijftaal ontwikkelt. De (Hoog-)Duitse-Nederlandse taalgrens heeft zich op de politieke grens tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden gestabiliseerd.[13]
4. Uitbreiding van de Hoogduitse schrijftaal
Al vanaf het begin van de 14e eeuw is het Nederduits dat het Latijn heeft afgelost in de hele graafschap doorgedrongen als taal van zakelijke aangelegenheden en van de administratie.
[...]
[1] Johannes Baumann: Schriftsprache in der Grafschaft Bentheim. In: Ludwig Kremer, Timothy Sodmann (uitg.): „...die ihnen so liebe holländische Sprache“. Zur Geschichte des Niederländischen im Westmünsterland und in der Grafschaft Bentheim. Vreden 1998. p. 69. (Bij de volgende citaten gebruik ik alleen nog achternaam en jaartal om deze bijdrage te citeren.) Het citaat is afkomstig van de lutherse arts Johann Philipp Schniet uit Neuenhaus die rond 1785 bezwaar tegen de Nederlandstalige eredienst uitte en zelf een eredienst in het Hoogduits heeft georganiseerd.
[2] Zie Ludwig Kremer: Das Niederländische als Kultursprache deutscher Gebiete. Bad Honnef 1983. p. 6. (Bij de volgende citaten gebruik ik alleen nog achternaam en jaartal om dit boek te citeren.)
[3] De graafschap Bentheim ligt direct aan de Duits-Nederlandse staatsgrens. De graafschap Bentheim wordt opgesplitst in een bovengraafschap (met de residentiestad Bentheim, en onder ander de steden Bentheim, Schüttorf en Nordhorn) en een benedengraafschap (met de steden Neuenhaus, Emlichheim en Veldhausen). Niet alleen de graafschap Bentheim, maar ook de graafschap Lingen, Oostfriesland en de Nederrijn heeft het Nederlands als derde cultuurtaal leren kennen.
[4] Taubken gebruikt in zijn onderzoek het van Theodor Frings en Gotthard Lerchner ingeleide begrip „Grensnederlands“ . H. Taubken: Grenzniederländisch. Die Externe Geschichte des Niederländischen im deutschen Grenzraum. In: Grenzen en grensproblemen. Groningen 1984. (Nedersaksische Studies 7) p. 84. (Bij de volgende citaten gebruik ik alleen nog achternaam en jaartal om dit boek te citeren.)
[5] De term schrijftaal is in dit werkstuk equivalent met de term cultuurtaal gebruikt hoewel ik me bewust daarvan ben dat er een betekenisverschil is. De term schrijftaal gebruik ik voornamelijk als het om schriftelijke bronnen gaat die de bepaalde taal weerspiegeln. Zoals Goossens dat ook doet, gebruik ik de term niet alleen voor de geschreven/afgedrukte teksten, maar ook voor de taal die in formele situaties wordt gesproken.
[6] Zie Jan Goossens: Die Herausbildung der deutsch-niederländischen Sprachgrenze. In: Werner Besch, Klaus Hufeland e.a. (ed.): Festschrift für Siegrid Grosse zum 60. Geburtstag. Göppingen 1984. p. 27/28. (Bij de volgende citaten gebruik ik alleen nog achternaam en jaartal om uit dit boek te citeren.)
[7] Natuurlijk zijn er ook nog andere belangrijke namen te noemen: Taubken (onderzoek Lingen), Tervooren (onderzoek Nederrijn), Besch en andere.
[8] Ludwig Kremer: Grenzniederländisch. In: Ludwig Kremer, Timothy Sodmann (uitg.): „...die ihnen so liebe holländische Sprache“. Zur Geschichte des Niederländischen im Westmünsterland und in der Grafschaft Bentheim. Vreden 1998. p. 5. (Bij de volgende citaten gebruik ik alleen nog achternaam en jaartal om deze bijdrage te citeren.)
[9] Ludwig Kremer, Timothy Sodmann (uitg.): „...die ihnen so liebe holländische Sprache“. Zur Geschichte des Niederländischen im Westmünsterland und in der Grafschaft Bentheim. Vreden 1998.
[10] Zie Peter von Polenz: Deutsche Sprachgeschichte. Vom Spätmittelalter bis zur Gegenwart. Band 3. Berlin/New York 1999. p. 171/172.
[11] Zie Goossens: 1984. p. 23.
[12] Ibid. p. 24.
[13] Ibid. p. 25/26.
- Quote paper
- Nadine Bavink (Author), 2004, Bestaat of bestond er meertaligheid in de graafschap Bentheim?, Munich, GRIN Verlag, https://www.grin.com/document/24689
-
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X. -
Upload your own papers! Earn money and win an iPhone X.